Het bouwvolume met twaalf zorgwoningen komt omwille van het contact met de buitenwereld aan de straatzijde; iets dat al dan niet alleenstaande oudere mensen toejuichen. Het staatbeeld wordt gecomplementeerd door een drielaags ingetogen gebouw, zeker omdat aan de overzijde van de straat een kerkhof is gesitueerd. De oppervlakten van de woningen zijn beperkt gehouden door het dubbelgebruik van de buitenruimte en de woonkamer; een grote schuifpui evenaart het buitengevoel van een loggia en combineert dat met de luxe van de beste fauteuil.
Een lift en doorgaande trap aan de achterzijde worden als beeldbepalende elementen ingezet om de galerij en de daaraan gekoppelde privacy inbreuk te verzwakken. Als surplus is er op het dak een tuin voorzien waar de rustende ouderen hun avonturen uitwisselen of gezelschapspellen beoefenen.
Om de eenheid tussen de blokken te behouden en daarmee het binnengebied te bekrachtigen, is er overal eenzelfde materialisering aangehouden. Een weloverwogen horizontalisme wordt verkregen door de afwisseling van grijs stucwerk en houten rabatdelen.
|